Dit systeem, bekend om zijn wedstrijden: “wie kan het petje van de schoorsteen het verst wegschieten” is bedoeld voor het reinigen van eetgerei te velde.
Zoals de naam al zegt bestaat dit systeem uit een drietal vaten. Het eerste (grootste) vat bevat heet water, hierin worden de etensblikken van het meeste vuil ontdaan. Vat 2 (middelgrootste) bevat heet zeepsop of sodawater, hierin wordt de rest van vuil, vet enz. verwijderd. Het derde vat (de kleinste) bevat schoon water, hierin naspoelen. Daarna de etensblikken in de buitenlucht laten drogen.
Je kunt je wel iets voorstellen hoe het water er uit zag nadat 200 man hun etensblikken hadden schoongemaakt. Ook was er na afloop nogal eens bestek terug te vinden onder in de vaten (het water kon echt heet zijn). Deze waren dan weer goed voor de ritselkist van de keuken.
Handig nevengebruik door de keukengroep tijdens oefeningen te velde was het opwarmen van de ingeblikte noodrantsoenen. Simpel, de brander van de grootste ton flink opstoken en klaar is de warme hap….
De volgende afbeelding met een waarschuwing (die niet altijd zo erg goed gevolgd werd) in vette letters uit VS 2-1350 Handboek van de Soldaat:
Het gebruik.
Het zogenaamde drie-vatensysteem wordt gebruikt om eetgerei te velde schoon te maken. Zoals de naam al zegt, bestaat dit systeem uit een drietal gegalvaniseerde, in grote oplopende, vaten.
De vaten worden als volgt gebruikt:
- als eerste het grootste vat, gevuld met alleen kokend water. Deze dient om de etensblikken en bestek van het meeste vuil te ontdoen,
- daarna het middelste vat, gevuld met kokend zeepsop of sodawater. Hierin wordt de rest van het vuil, vet enz. verwijderd,
- als laatste het kleinste vat, gevuld met kokend schoon water. Hierin wordt nagespoeld.
Na het naspoelen moeten de etensblikken en het bestek in de lucht gedroogd worden.
Voordat gebruik gemaakt mag worden van het drie-vatensysteem moeten de nog aanwezige etensresten in de daarvoor bestemde afvaltonnen worden gedeponeerd (dus eigenlijk een vier-vatensysteem).
Omdat het drie-vatensysteem meestal alleen in het basiskamp te vinden viel (veel manschappen aanwezig die allen tegelijkertijd konden eten (een enkele veldkeuken kon voor ongeveer 300-400 personen tegelijk het eten klaarmaken)) en ondanks dit laatste voorschrift, bleek in praktijk dat het water eigenlijk altijd behoorlijk smerig (eufemistisch uitgedrukt) was. Toch werd dit niet vervangen door schoon water. Dit kwam enerzijds omdat het basiskamp meestal in zekere zin een watergebrek had (alleen een of twee wawa (waterwagen)) en het afvullen van een drie-vatensysteem veel water vereist anderzijds omdat het warm maken van zo’n vat vol met water toch wel enige tijd vergde en men meestal maar 1 brander (*) ter beschikking had.
Dus het was zaak , als je je spulletjes tenminste een beetje schoon wilde krijgen, zo snel mogelijk bij het drie-vatensysteem te zijn (het was daar dus altijd een ‘zooitje’) en anders kon je ze maar beter met zand schoonmaken.
(*) Dat men meestal maar 1 brander ter beschikking had was ingegeven door een praktische reden. De brander neemt nogal wat plaats in beslag.
De vaten.
Zoals gememoreerd bestaat het systeem uit een drietal, volledig gegalvaniseerde, vaten waarvan de buitenkant groen geverfd is. De maatvoering van de vaten is zodanig dat deze in elkaar kunnen worden gezet (besparing van ruimte tijdens het transport).
Tevens zijn de vaten voorzien van deksels. Deze worden gebruikt om het water wat langer warm te houden, nadat de brander het water tot kokend toe had opgewarmd.
Het schoonmaken van de vaten was meestal niet een van de fijnste klussen die waren. Meestal lag er een aardige laag etensresten in en was het water zelf te vies om “aan te pakken”. Wel een groot voordeel van het schoonmaken was dat je er altijd wel wat psu messen,vorken, lepels, drinkbekers etc. aan overhield want er waren altijd wel van die soldaten die het water toch te heet vonden en hun spulletjes erin lieten vallen. En dan was weg ook echt weg en kon je ze alleen terug bemachtigen bij diegene die de vaten hadden schoongemaakt (en dat koste je dus meestal wel wat, rondje aan de bar of zo).
De brander.
De brander werkt volgens het dompelaar principe en hangt dus aan de binnenzijde van het vat in het water. Via een reservoir met een kraantje wordt er brandstof op de brander gedruppeld. De brandstof was eerst MT-80 (benzine), later, in het kader van het 1 brandstof systeem (en wellicht ook veiligheid), vervangen door F-76 (diesel). De verbrandingsgassen worden via een schoorsteen afgevoerd.
Indien het water verhit was dan moest de brander uit het vat gehaald worden omdat tijdens het schoonmaken van de etensblikken er een gerede kans was dat de brander vol liep met water (door het inspectie/aansteek gat).
Het was een sport om tijdens het aansteken van de brander het ‘hoedje’, op de schoorsteen, er af te ‘blazen’. Dit kon alleen maar als je de brander op benzine startte. Benzine verdampt namelijk in de brander en als je deze dan aansteekt met een aansteeklont volgde daarop een explosie die het ‘hoedje’ in het bos liet verdwijnen. Hoe harder de explosie, hoe verder het ‘hoedje’ verdween.