Op de vele foto’s van legervoertuigen in de dienstplichtperiode zie je verschillende opschriften: onderdeels aanduidingen, bandenspanningen, emblemen, van alles en nog wat. Een aantal daarvan waren opschriften en markeringen die altijd aanwezig waren op KL-voertuigen. Daarnaast waren er voertuigen met een speciale (tijdelijke) functie die d.m.v. borden en/of vlaggen of andere tekens herkenbaar gemaakt werden. Door de jaren heen veranderde er ook nog wel eens wat en zeker in de vroege jaren leek er van enige regelmaat niet veel te vinden. Toch was er wel degelijk iets van eenheid en voorschriften. Het leger zou het leger niet zijn als er niet ergens iets op papier vastgelegd zou zijn, toch? Zo waren er bijvoorbeeld richtlijnen beschreven in VI’s (Verzorgings Instructies) en diverse andere schrijfsels van uit het Haagse Hoofdkwartier. Wij hadden er ordners vol van in de onderhoudsgroep maar heden ten dage kan ik ze nergens meer terug vinden. Voor meer algemene opschriften zoals de brugclassificatie werd wel meer verteld in VS-en (voorschriften) maar bijvoorbeeld een richtlijn voor de exacte plaatsing per voertuigtype, ho maar….. –> update! Alsnog gevonden !! zie bijlage (8).
Gevalletje “door de bomen het bos niet meer zien” dus voor de legervoertuigenhobbyist van nu. Om je voertuig een toch beetje correct op te kunnen tuigen heb ik aan de hand van foto’s, diverse beschreven info, kennis/ervaring van vrienden en bekenden uit de legerwereld en mijn eigen herinneringen een poging gedaan een inventarisatie te maken van de opschriften die voorkwamen en het verhaal er om heen. Waarbij opgemerkt dat mijn aannames/conclusies zeker niet de absolute waarheid zijn……. Er zijn ook nog wat vragen overgebleven, 4 stuks in totaal. Voor een eventueel antwoord, correcties of aanvullingen graag mailen naar info@41dko.nl . In de bijlage (1) enige, meestal moderne, voorschriften en richtlijnen die ik online heb kunnen vinden.
Voor de leesbaarheid van het verhaal is het overzicht verdeeld in 6 groepen:
- De vaste opschriften.
- Vervallen en speciale opschriften.
- Stickers en emblemen.
- Borden.
- Vlagvertoon.
- Voertuigen met een specifiek doel.
Natuurlijk waren er opschriften die op het ene voertuig wel en op het andere niet voorkwamen of waar de plaatsing anders was. Ik beperk me in de beschrijvingen tot de NEKAF en de DAF YA 126-314-328. De overige voertuigen laat ik hier verder zo veel mogelijk buiten beschouwing. De meeste specificaties van de vaste opschriften komen bij deze voertuigen nagenoeg overeen met de besproken voertuigen in dit verhaal.
Voor ik begin met het overzicht eerst wat opmerkingen over de opschriften in het algemeen en het aanbrengen er van .
Vroege foto’s laten zien dat veel notaties met de hand geschilderd werden. Dat gebeurde erg netjes of totaal niet netjes…Later werd meestal de kleine of de grote losse sjabloonletterset van de onderhoudsgroep of AS-groep gebruikt. Soms was er bij de beheerder een sjabloonsnijapparaat aanwezig voor 1 inch letters. Dat maakte het wat makkelijker om de kleinere teksten te plaatsen.
Een beetje leuk sjabloneren vraagt wel wat oefening. De foerier had tamponeerkwasten in het assortiment maar ook daar kon je behoorlijk mee uit de bocht vliegen. Resultaat: een hoop gesmeer en alles behalve strak. Ik zelf doe het altijd met een propje poetslap en minimaal verf gebruik. Vraagt iets meer werk maar geeft veel beter resultaat.
In de 80ties kwamen er veel soorten stickers beschikbaar, klaar, afgelopen met dat geklieder. Uiteraard was hiervoor een richtlijn gesteld ter voorkoming van loslaten bij de eerste de beste regenbui : stickers omranden met blanke lak !
1) De vaste opschriften.
Bandenspanning.
Tegenwoordig wordt de bandenspanning aangegeven in BAR of Pascal maar 70 jaar geleden was dat meestal in LBS. Maar wat is LBS eigenlijk voor spanningseenheid? De Engelse/Amerikaanse gebruikelijke eenheid voor druk is PSI, dat staat voor pounds per vierkante inch. Maar om de één of andere reden werd dat genoteerd als Lb (pound). Omdat er meer dan 1 Lb druk in de band zit werd daar een S achter gezet, want meervoud, dus LBS. Simpel…
Vreemd genoeg was binnen de KL wat de bandenspanningsaanduiding aan gaat chaos de regel. Het begon al in de Technische Handleidingen van de NEKAF. De aangegeven bandenspanning in PSI (??). De DAF’s, gemaakt in dezelfde periode, hadden ook op het voertuig de aanduiding in LBS…..maarrrr… in de Technische Handleiding stond het ook in LBS…..(??)
Andere en latere legervoertuigen hadden de aanduidingen op het voertuig in ATO en soms in ATM. Halverwege de 80-ties kwam er een schrijven waarin gesteld werd dat PSI toch de nieuwe norm zou worden. Daarom heb ik op m’n DAF YA 314 toolset destijds de bandenspanningen in PSI omgezet. Wat er vervolgens bij de eerste de beste MIO-inspectie weer van af moest.
Bij voertuigen van na 1990 kwam er wat meer “uniformiteit” en werd het op veel voertuigen aangegeven in BAR. Maar daarna ineens weer in kPa, of in…… Nu zie je weer op legervoertuigen een opgave in kPa en BAR. Kortom, kennelijk was en is het moeilijk om op de voertuigen van de, soms uit den treure georganiseerde, Koninklijke Landmacht overal dezelfde notatie te krijgen……maar het lijkt gelukt na 70 jaar…..
Voor de volledigheid: 1 BAR = 100 kPa = +/- 1 ATM = +/- 1ATO = +/-14.5 PSI = +/- 14.5 LBS
Nog 1 algemene opmerking over de bandenspanningsnotatie: je ziet vaak dat de bandenspanning rondom het voertuig is aangebracht. Volgens de richtlijn was het echter de bedoeling dat dit alleen op de linkerzijde, dus bestuurderskant, werd aangegeven.
NEKAF
De bandenspanningsaanduiding op de NEKAF is al die jaren gelijk gebleven: 25 LBS. Hoewel…… volgens de oudste NEKAF foto’s stond er eerst enkel 25, zonder drukeenheid. Op de USA-versie stond TP25 (Tire Pressure). En nog een keer hoewel…. Deze foto vond ik in een verzameling “la Courtine” plaatjes….PSI….
De bandenspanningsopschriften staan midden boven de wielen, voor het reservewiel staat het boven op de houder.
DAF YA 126/314/328
De aangegeven bandenspanning op de YA 126 is boven het voor-, steun- en achterwiel:
De DAF YA 314 had boven het linker voorwiel 50 LBS en het linker achterwiel 75 LBS. Het reservewiel had ook 75 LBS.
Bij de YA 328 was het voor de voorwielen en beide steunwielen 80 LBS en de vier tandemstelwielen 55LBS.
6V aanhangeraansluiting.
De 6 volt aanhangeraansluitingen waren al bijna overbodig bij montage op de naoorlogse voertuigen. Alleen de oudere aanhangwagens en kanonnen hadden nog 6 volt verlichting. Blijkbaar was het goedkoper de legervoertuigen van stekkerdozen te voorzien i.p.v. die paar karren ombouwen naar 24volt.
NEKAF
Een deel van de NEKAF’s had achterop onder de 24V aanhanger stekkeraansluiting ook een 6V aanhangeraansluiting. Ik vermoed dat dit nodig was voor de originele WOII Bantam aanhangers die nog 6V verlichting hadden. Op het deksel stond 6V.
DAF YA 126/314/328
Bij de YA 126 hangt de stekkerdoos rechts naast de trekhaak, 6V staat soms op het deksel, soms er boven. Bij de YA 314 en 328 bevindt de 6V aansluiting zich links achterop de laadbak onder de laadklep. Links naast de aansluiting de 6V aanduiding.
24V aanhangeraansluiting en NATO stekkerdoos.
De 24 volt aanhangeraansluiting is universeel, zou op elke 24V aanhanger binnen de KL moeten passen. Dat lukte op zich wel, de vraag was meer of de betreffende aanhangerkabel goed aangesloten was….. De 24V NATO stekkerdoos aan de rechterzijde van de voertuigen (ook wel varkensneus genoemd) was om een eventuele hulpstartkabel, acculaadkabel of spanningsafnemer aan te sluiten.
NEKAF
Op de oudere foto’s ontbreekt dit opschrift meestal. Later komt het 2x voor:
1) Boven de 24Volts NATO stekkerdoos aan de rechter zijkant. Waarbij opgemerkt dat dit dan boven de naad tussen het scherm en bovenbeplating geplaatst is.
Bij de TLV is het anders omdat het reservewiel met bijbehorende steun het hele zijvlak bedekt. De 24V staat dan op de steun in het hart van het reservewiel.
2) Boven de aanhangerstekkerdoos links achter. Soms zie je de aanduiding op het deksel of er onder maar de regel was er boven. Indien aanwezig op het balkje.
DAF YA 126/314/328
Bij de DAF’s komt de 24V ook tweemaal voor.
1) De YA 126 heeft de 24V NATO stekkerdoos rechts midden in de cabine en de aanduiding staat daar iets naar links onder. Bij de YA 314/328 zit de stekkeraansluiting rechts aan de buitenzijde van de cabine, het opschrift staat daar boven.
2) De aanhanger stekkerdoos zit bij de YA 314/328 rechts achter op de laadbak onder de laadklep. De 24V notatie is daar rechts van. Bij de YA 126 zit de stekkerdoos op een rot plek naast de trekhaak met er onder de aanduiding.
Het colonnevlak.
Over het colonnevlak valt ook wel wat meer te vertellen. Op foto’s van voor +/- 1959 zie je ze eigenlijk nooit op legervoertuigen. Maar bij de eerste grote colonneritten naar La Courtine werden de voertuigen in afzonderlijke voertuigpakketten in de colonne verdeeld en genummerd.
Dit werd simpelweg gedaan door met krijt op de zijkant van het voertuig een nummer te schrijven of door domweg met sjablonen ergens het nummer op te plempen. Sommige eenheden hadden op de voertuigen losse bordjes hangen. Een paar jaar verder verschijnen de eerste met schoolbord zwart geschilderde colonnevlakken.
De volgende stap is het in wit opgeschilderde “NL” of “NLA” waarbij de toegevoegde A aangeeft dat het een voertuig uit het eerste legerkorps betreft. Eenheden gelegerd in Duitsland hebben “GE” als opschrift. Maar er zijn ook uitzonderingen. Z.H.K. Prins Bernard verscheen op de foto in een Munga met op het colonnevlak NLH. Het in Seedorf gelegerde 41 AfdVa reed met GEBC op het vlak, wat betekende dat?
Update 23-04-2024 – Vraagstuk opgelost! J.Broekman uit Naarden reageerde: GEBC staat voor “German Border Control”. Een logische verklaring want veel NATO-eenheden werden tijdens de Koude Oorlog ingezet bij de grensbewaking.
Vanaf ongeveer 1978 komen de nieuwe Landrovers en DAF YA 4440’s in de KL. Op deze voertuigen is het colonnevlak een sticker. Deze stickers komen uiteindelijk in de zogenaamde grijpvoorraad bij de onderhoudsgroepen terecht en dan is het snel afgelopen met zelf schoolbordenzwart smeren. De afmeting van het geschilderde vlak was volgens voorschrift 11 x 50 cm maar de latere stickers (en dus direct aangepast voorschrift) waren 9 x 50cm. Het colonnevlak moest beschreven worden met geel of wit vetkrijt.
Na de dienstplichtperiode verscheen voor de in Duitsland gelegerde eenheden “NLD” en het eerste Duits-Nederlandse legerkorps had “DEU”. Tegenwoordig zijn we bijna terug bij af. Het is alleen nog maar een zwart vlak.
Maar waarvoor diende dat colonnevlak nou eigenlijk? Bij grote oefeningen ging het halve vaderlandse leger op excursie. Dat dat nog al een verplaatsing was mag duidelijk zijn, honderden zo niet duizenden voertuigen gingen de weg op. Uiteraard vroeg dat wel iets van organisatie. De marscolonne (het bataljon) was opgedeeld in marsseries (de compagnies) en die waren dan weer opgedeeld in meerdere marseenheden of pakketten. Bijvoorbeeld per groep, peloton/eskadron van een compagnie. Zo’n pakket bestond uit max 25 voertuigen. Elke marscolonne had een nummer zodat de begeleiders konden zien met welk clubje ze te maken hadden. Alleen aangewezen voertuigen zoals van de “veegploeg” (takeldoos, toolsetwagen van de onderhoudsgroep en de MTOo) reden er onafhankelijk achteraan maar hadden wel een colonnenummer. De opbouw van het colonnenummer is als volgt (v.l.n.r.):
- Prioriteitsnummer ( is niet altijd gegeven).
- Twee cijfers voor de dag in de maand waarop de colonneverplaatsing aanvangt.
- Twee of drie letters voor het land waarin het voertuig autoriseerd is.
- Twee of drie cijfers voor het marseenheidnummer.
- Een letter voor het pakket waarin het voertuig zich bevind.
Onder het kopje “Vlagvertoon” later in dit schrijven meer over militaire colonnes. Voor de moderne colonneregels zie in de bijlage (2) de IK55/3.
NEKAF
Drie colonnevlakken, 2 links en rechts midden op dorpel, 1 midden onder het voorraam, door de beperkte ruimte is deze iets smaller. Bij de TLV uitvoering is vanwege de gedeelde voorruit het vlak naar links verplaatst. Het rechter vlak zit bij de TLV soms op een andere plaats vanwege de slechte zichtbaarheid tussen de jerrycanhouder en het reservewiel.
DAF YA 126/314/328
Alle 3 de voertuigen hebben 3 colonnevlakken. 2x links en rechts op de zijkant van de laadbak en 1x in het midden van het voorbumper.
De ontstoringssticker.
De zogenaamde “ontstoringsaanduiding”, een omcirkelde S, gaf aan dat het betreffende voertuig volledig radio-ontstoord was. Oudere WO II voertuigen waren dat soms niet. De nieuw aangeschafte legervoertuigen zoals DAF en NEKAF waren al direct voorzien van bv. ontstoorde ontstekingsonderdelen. En alle latere voertuigen ook, beetje nutteloze sticker dus wel…. Voor wie het fijne wil weten lees ook het verhaal uit de Militaire Spectator in de bijlage (3).
Het opschrift was nog al lastig te sjabloneren en was daarom al snel bij de BEVO aan te vragen als sticker.
NEKAF
Aanvankelijk zat bij de NEKAF de aanduiding aan de linkerzijde in het midden van de motorkap. De andere legervoertuigen hadden dit aan de rechterkant op de motorkap. Waarschijnlijk werd het voor de gelijkheid verplaatst naar rechts boven de snorkelopening in de motorkap.
DAF YA 126/314/328
De YA 126 had de S rechts op de motorkap, geplaatst voor de motorkaphaak. Bij de YA 314 en 328 zit het iets uit het midden van het rechter losse motorkapdeel.
Het onderdeels identificatie en parknummer.
Onderdeels identificatietekens op legervoertuigen: in oorlogstijd iets minder handig als je lekker herkenbaar richting het slagveld raast, in vredestijd wel fijn, vooral voor de Marechaussee. Bij tactische oefeningen was het gewoon afplakken, overschilderen of een flinke smak modder d’r tegen aan.
Begin jaren vijftig deed het allemaal aan alsof er gezocht werd naar een uiteindelijke vaste markering. Bumpers en soms ook motorkappen vol opschriften waar je alleen als insider iets van kon maken en veel eenheden hadden weer een net iets andere notatie bedacht.
Maar in de tweede helft van de 50-ties begon er iets van een vast systeem in te komen. Op foto’s van bv. de grote La Courtine oefeningen zie je dat er definitieve veranderingen zijn.
De voorbumpers kregen allemaal aan de meest linkerkant (van voor gezien) het 1ste legerkorps embleem of een divisie-embleem, daarnaast een afkorting van het wapen of dienstvak waartoe de eenheid behoorde. Deze afkortingen zijn bv. AT (artillerie), IN (infanterie), C (cavalerie) of TD (technische dienst). Daarna volgt het nummer van de compagnie. Meest rechts op het bumper staat dan het parknummer, dat is het volgnummer van het voertuig binnen de eenheid. Voor dit parknummer staan soms letter(s), vaak een A, B, C, D, S of bv. OST. Voertuig A12 is dan het 12de voertuig van het A-eskadron. De S12 de 12de van de Staf en de OST13 de 13de van het OST-peloton (OnderSTeuningspeloton).
Tuurlijk veranderd dit alles weer na verloop van jaren. De divisie emblemen verdwijnen of gaan soms naar een andere plek op het voertuig. Behalve het embleem 1ste legerkorps, dat bleef om de één of andere reden tot het einde aanwezig en op de zelfde plek. De wapen- of dienstvakaanduiding komt achter het compagniesnummer en de afkortingen zijn vaak meer gericht op het betreffende bataljon of eenheid. Zo heb je bv. TN (treinenbataljon), AP (aanvullingsplaatsbataljon), A (artillerie) of VZG (verzorgingcommando).
Begin 80-tiger jaren ging de KL over op standaard NAVO-markeringen. Bijna alle andere landen werken dan allang met de zogenaamde tactische symbolen op de voertuigen. Dit is een rechthoekig omkaderd vlak met daarin het wapen- of dienstvaksymbool en omgeven door extra tekens. Voor de details in de bijlage (4) een link naar leesvoer. Wat volgde was grootscheeps geklieder binnen de KL en verre omstreken met legergroene verf en sjablonen want alle voertuigen moesten deze tactische tekens krijgen. Later kwamen er ook stickers voor en nog weer later verschenen die in mat zwart i.p.v. fris wit.
Links AP, de verkorte weergave van AanvullingsPlaatsbataljon. Rechts het magazijnsleutelteken, het NAVOsymbool voor het dienstvak der Intendance.
NEKAF
De NEKAF heeft maar weinig plek om grote tekens te plaatsen. Op het voorbumper komen de onderdeelsmarkeringen op de boven beschreven plekken waarbij opgemerkt dat de vlaggenstokhouders in de weg zitten. Soms staan ze helemaal aan de buitenzijde, of binnen de houders of kijk zelf maar…
Aan de achterkant zijn alleen de bumperrozetten bruikbaar. Van achter gezien links het onderdeels identificatienummer, rechts het parknummer. Het legerkorps embleem verplaatste zich van rechts op voorbumper naar de voorzijde van het rechter voorspatbord tussen reflector en stadslicht. Achter zat het embleem vaak op de linkerhoek van de carrosserie.
Toen het tactische teken in gebruik genomen werd kwam dat aan de voorzijde rechts voor op de motorkap, het bumper werd legergroen. Aan de achterkant kwam het op aangepaste grootte op de linker bumperrozet of als dat niet paste (GWT versie bv.) op de rechterzijkant. Het parknummer bleef voor en achter wel op dezelfde plek.
DAF YA 126,314,328
Bij de YA 126 komen op het voorbumper de tekens ook zoals boven beschreven, achter op de bumperrozetten. Het legerkorps embleem verplaatste zich wel. Via het rechter schuine vlak van de bumper/keienvanger vertrok het naar het rechter voorspatbord naast de brugclassificatie aanduiding. Aan de achterkant zat het embleem rechts naast de kentekenplaat. Het nieuwe tactische onderdeels identificatie opschrift kwam op het rechter schuine vlak van de keienvanger/voorbumper terecht en achter weer op het linker bumperrozet.
De voorbumpers van de YA 314 en YA 328 leende zich goed voor grote opschriften. Hiervoor werden dan ook de grootste lettersjablonen gebruikt. Het legerkorps embleem bleef ook in de latere jaren op het bumper zitten. Hoewel het ook voorkwam dat deze op de cabinebeplating onder de kentekenplaat zat. Aan de achterzijde van de YA 314 en algemene uitvoering van de YA 328 kwamen de opschriften op de bumperstukken en het divisie embleem op het linker achterspatbord. De YA 328 artillerietrekker had een andere achterkant, de opschriften kwamen op de beide achterspatborden.
De Nederlandsche vlag.
KL-Legervoertuigen hadden tot 1955-56 op de plek waar later de vlag komt een grote ronde afbeelding van een Nederlandse leeuw in oranje op een zwart vlak.
Daarna duiken er foto’s op, gedateerd 1956, met de vlag op de voertuigen. Uiteraard waren de vlaggen toen nog gewoon geschilderd, pas jaren later kwam de sticker. Het werd al snel het grootste stuk roofgoed uit de grijpartikelenkast in de onderhoudswerkplaats. De Commandant Onderhoudsgroep bewaarde ze apart in zijn bureaula…..
NEKAF
En zoals gebruikelijk is er aanvankelijk weer geen echte regel te ontdekken. Je komt afbeeldingen tegen met de vlag links onder het voorraam maar ook op het voorbumper of op de motorkap of tussen de reflector en stadslicht op het linker voorspatbord. Later verandert dat wel: alleen nog maar op het linker voorspatbord. Aan de achterzijde is er wel eenheid, namelijk rechts achter op de hoek van de carrosserie.
DAF YA 126/314/328
De YA 126 heeft de vlag op het linker voorspatbord onder het stadslicht. Achter zit het op het rechter achterscherm midden onder het achterlicht en black-outlicht. De YA 314 en YA 328 hebben aan de voorzijde de vlag links boven aan de carrosserie onder het voorraam. Achter midden onder het rechter achterlicht en black-outlicht (maar soms ook op het rechter achterspatbord).
De brugclassificatie.
We kennen allemaal wel die grote gele cirkel met zwartcijfer op legervoertuigen. Maar wat betekent dat?
De brugclassificatie of MLC (Militaire Lading Classificatie) aanduiding op een militair voertuig geeft aan wat de maximale belasting van het betreffende voertuig is op bijvoorbeeld een brug. Dit wordt a.d.h.v. het voertuiggewicht, max laadvermogen, lengte/breedte, asafstand en bodemdruk berekend en is uitgedrukt in de Amerikaanse eenheid Short ton (907kg). Tot aan de 90-tiger jaren werd dit aangegeven in een gele cirkel met zwart cijfer, tegenwoordig in een zwarte cirkel met wit cijfer. Voertuigen met een totaal gewicht van 3000kg of meer moeten deze klasse aanduiding voeren. Samengestelde voertuigen, bv. een trekker met oplegger, hebben in de aanduiding een C welke aangeeft dat de aangegeven waarde een totaal is van trekker en oplegger.
Prachtig… maar wat heb je er aan? Maar 1 ding: het scheelt aanzienlijk in het door bruggen zakken. Bij elke overbrugging in (voormalig WEST) Duitsland stond een bord dat aangeeft welke belasting de brug kan verdragen en hoe. Er wordt o.a. verschil gemaakt in één- of tweerichtingsverkeer en of het een wiel of rupsvoertuig is.
Nu de Koude Oorlog voorgoed voorbij is, is het plaatsen van deze borden afgelopen. Prompt blijkt bij de laatste verplaatsingsoefening richting Polen dat intussen een heel groot deel van de bruggen in Duitsland niet (meer) geschikt is voor de huidige zware legervoertuigen…Ennuhhh…Voor onze bruggen stonden nooit borden, de Nederlandse bruggen zijn uiteraard van topkwaliteit en kunnen alles aan……
De klasse aanduiding werd in het begin middels een los bordje aan het voertuig bevestigd. Later werd het op het voertuig geschilderd en uiteindelijk werden het stickers. Het voorschrift was vrij duidelijk voor wat betreft de plaatsing van de klasse aanduiding: op wielvoertuigen rechts voor. Voor wie meer wil weten zie het voorschrift in de bijlage (4), pagina 59 t/m 68.
NEKAF
Zoals gezegd geen brugclassificatie aanduiding want het totaalgewicht kwam niet tot 3000kg. Ook niet voor de 3/4ton aanhanger.
DAF YA 126/314/328
De officiële plek bij de 1-tonner was onder het stadslicht op het rechter voorspatbord. De brugclassificatie was 5.
Bij de DAF YA 314 was de plek eerst onder de kentekenplaat op de cabine. Maar al snel verhuisde deze naar het voorbumper links tegen het rechter sleepoog. Klasse 9 voor alle uitvoeringen m.u.v. de bommenwagen, die had 10.
De algemene uitvoering zonder lier van de DAF YA 328 had ook klasse 9. De uitvoering algemeen met lier en de artillerietrekker hadden beide klasse 10. Plaatsing aanduiding gelijk aan YA 314.
De koelvloeistof verversingdatum.
Legervoertuigen in de parate hap waren jaarlijks aan de beurt voor een koelvloeistof verversing. Opgelegde voertuigen reden weinig en stonden meestal in loodsen. De koelvloeistof vervuilde/verouderde een stuk minder en had daardoor een ander schema. Na verversing moest er een jaartal op of bij de radiateur worden gesjabloneerd. Helaas kan ik nergens iets van een richtlijn terug vinden en moet ik dit naar eigen ervaring/herinnering duiden. Ik weet nog dat wij in de BOG (Bataljons OnderhoudsGroep) na een verversing een grote P en jaartal sjabloneerden. Bij mobcomplexvoertuigen plaatsten we een grote O met jaartal. Beide notaties vind je terug op foto’s. P voor paraat en O voor opleg ??
NEKAF
Bij de NEKAF kan je op verschillende plekken notaties tegen komen. Bijvoorbeeld: een jaartal op de buitenzijde midden motorkap, een P of O met jaartal op de radiateur zelf of op de plaat er voor.
DAF YA 126/314/328
Over het algemeen stond de verversingdatum bij de YA 126 wegens gebrek aan ruimte gewoon boven op de radiateur. Bij de YA 314/328 werd de notatie gedaan op de binnenzijde van het koelvloeistofinspectieluikje in het takkenscherm. Meestal dan…… op buitenzijde takkenscherm kon ook….
Het chassisnummer.
Niet direct een opschrift maar wel beschreven vlak. Het chassisnummer dient uiteraard goed leesbaar en vindbaar te zijn. Om dit te garanderen was het voorgeschreven het nummer met witte verf te omkaderen. Vaak werd het dan eerst geschuurd en voorzien van een laagje blanke lak. Gewoon legergroen overgeschilderd en een vette veeg PX7 ( preserveervet/bruine vaseline) er overheen kwam natuurlijk ook voor.
Het NBC detectievlak.
Dit was een vlakje in schoolbord zwart met gedeelde gele omkadering. Bedacht als herkenbare plek voor NBC-detectie. Door middel van het opbrengen van detectiekrijt of het opplakken van een detectiestickerpapiertje konden gevechtseenheden hier door verkleuring constateren of het voertuig in besmet gebied was (geweest). Het zat bij de DAF’s rechts voor op de cabine en bij de NEKAF’s rechts achter op de carrosserie. Maar de plaatsing kon per eenheid verschillen.
2) Vervallen en speciale opschriften.
Sommige opschriften waren alleen in een bepaalde periode in gebruik of hadden een zekere noodzaak. Hieronder een overzicht van de mij bekende aanduidingen.
Max. snelheid 70 km/u.
Dit stond oorspronkelijk onder op de linker binnenkant van het voorraam bij de NEKAF en DAF-serie maar verdween al snel. Er voor in de plaats kwam een rode streep op de snelheidsmeter bij 70km/u. De aanduiding bleef wel jaren lang aanwezig achter op aanhangwagens.
Dit voertuig kost……
De tijd tot de eerste verworven vrijheids successen van o.a. de VVDM wordt ook wel de tijd van de “kadaverdiscipline“ genoemd. Het kader stelde zich zeer autoritair op, de dienstplichtige soldaat diende zich strak binnen allerlei gedragsregels te gedragen en bewust te worden van dingen als respect voor meerderen en materieel (lees Hare Majesteits spulletjes). Eén van de uitingen hiervan was dat in de jaren 50 het Ministerie van Oorlog (MvO) op bijna elk groter uitrustingsstuk de tekst : “Dit ….. kost Fl…..” liet plaatsen. Bij voertuigen werd dit op het dashbord gesjabloneerd (de echte kunstenaars onder de militairen deden dit sierlijk uit de hand ) zodat het goed opviel. In het boekwerk NC 9-80 , de “Naam en Codelijst”, stond bij de gegevensspecificatie van elk hoofduitrustingstuk een waarde bepaling.
De NEKAF kostte Fl 12.000,- .
De waarde van een DAF YA 126 was Fl 24.000,-. De DAF YA 314 volgens de algemene specificaties Fl. 28.000,- en de DAF YA 328 Fl 45.000,- . Maar de prijzen waren blijkbaar variabel……
In deze YA 314 cabine staat tuurlijk weer een ander bedrag.
Koppels af.
Nog een kreet in het kader van “zuinig zijn met andermans spullen”. Het opschrift “Koppels af”. Dit opschrift kwam ook voor op de bv. de vaste 4 persoons eettafels in de eetzaal en op kantine stoelen. Bij de voertuigen ken ik het eigenlijk alleen bij de NEKAF. Waarschijnlijk vanwege de canvas rugleuningen. De beide gespen op de achterzijde van de koppel gaan daarin lekker scheuren.
Behoorlijk gedoe trouwens met dat “koppels af” in je M58 binnengevechtsbroek. De koppel zit daar aan vast geknoopt met 5 lussen….
Radio. uit. alvorens. te. starten.
Kan ik me wat bij voorstellen. Deze aanwijzing is gezien bij een NEKAF op het dashbord. Opvallend…tegenwoordig zie je ook vaak op bv. sociale media achter elk woord een punt staan bij wijze van strenge toespreking…..
OX8.
OX8 was de oude benaming van de remvloeistof H-542 die nu gebruikt wordt. Maar in de vroege uitgaves van de TH’s voor de NEKAF en DAF’s staat op de smeerkaart voor het remvloeistofreservoir als vloeistofbenaming: OF20. Pas bij de 1ste wijziging ergens begin 70-tiger jaren van bv. de TH9-328 uitgave 1958 is de smeerkaart aangepast en staat er OX8. Specificaties van de oude OF20 kan ik helaas nergens terug vinden. Mijn voorlopige conclusie w.b.t. dit opschrift: ergens in de jaren 60 of misschien al eerder is de remvloeistof vervangen en reeds ververste voertuigen kregen een markering “OX8” op het voorraam. Kennelijk waren beide vloeistoffen niet goed mengbaar.
Lezersvraag 1 : correct?
Het voertuigkenteken.
Dit werd ook veel gedaan; het voertuigkenteken sjabloneren op delen die makkelijk uit te bouwen waren ten behoeve van voertuigonderhoud op de plaat of reparatie in de werkplaats. Meestal te vinden op zittingen, motorkapdelen, losse portieren en/of zeilwerk. Op de foto van de NEKAF zitting is het wel erg nadrukkelijk aanwezig, subtiel weggemoffeld zag je vaker.
Niet aan lassen polyester bodem.
In de late jaren 70 raakte de voorraad plaatbodems voor NEKAF carrosserieën op. Bij revisie of grote plaatwerkreparaties plaatste 575 Centrale Werkplaats op de Kromhoutkazerne te Utrecht dan ter vervanging van slechte vloerdelen een dik polyester (voetenbak) vloerdeel over de volle breedte van de carrosserie. Dat het dan later bij een eventuele reparatie niet handig is daar vol een lasbrander of elektrische toorts op te zetten mag duidelijk zijn. Het opschrift werd door de CW geplaatst op de klep van het dashbordkastje.
ELCO/BWST nummer.
Voertuigen opgeslagen in een mobilisatiecomplex of in jargon “in opleg” werden natuurlijk niet zomaar ergens in een loods gedumpt. De opslag in het MOB-complex was meestal per legereenheid, bijvoorbeeld op compagnies-niveau. Iedere eenheid had een eigen uniek elementair codenummer (ELCO). De compagnies uitrusting was opgebouwd uit zogenaamde bouwstenen (BWST) in de vorm van vastgestelde hoeveelheden wiel- en/of rupsvoertuigen, aggregaten, tenten, camouflagenetten, verbandkisten enz. enz.
Op voertuigen werd deze nummers aangegeven d.m.v. een gesjabloneerd opschrift rechts op het rechtervoorraam. In de latere jaren werd dat meestal een voorbedrukte PVC-sticker. Het overgrote deel van de huidige hobbylegervoertuigen zijn bij de domeinen verkocht tussen 1990 en 1995, deze voertuigen kwamen hoofdzakelijk uit de mobilisatiecomplexen en hadden dus vaak dit opschrift.
Z / L.
De Z is een opschrift dat niet vaak gezien werd en nu al helemaal niet meer. Dus geen foto en/of andere informatie van gevonden. Voor zover ik me kan herinneren werd de Z op de voorruit gesjabloneerd bij voor de dagelijkse dienst afgekeurde voertuigen. Zo’n voertuig was dan niet reparabel meer en in afwachting van afvoer/vervanging. Er mocht ook geen onderhoud meer aan gedaan worden. Echter, het bleef wel in compagniessterkte in geval van alarm of plotseling oprukkende vijand. Waarom een Z ? Geen idee…. Dit geschreven hebbende kom ik uit bij lezersvraag 2: Ik heb wel een aantal foto’s van DAF YA 126’s met een grote L op het voorraam. Het zijn allemaal voertuigen die gefotografeerd zijn in de staat zoals ze bij de domeinen weg kwamen. Iemand een idee wat deze L betekende ??
Update! -Lezersreactie:
De L die vroeger op voorruiten van legervoertuigen werd gezet, betekende dat het voertuig een verlaagde onderhoudsstatus had. Dwz. het was inzetbaar, voldeed aan de veiligheidseisen, maar reparaties die niet nodig waren voor de veiligheid (bv remmen, verlichting etc.) werden niet meer uitgevoerd. Meestal waren het voertuigen die op de nominatie stonden om vervangen te worden, maar de nieuwe voertuigen waren nog niet binnen. Zoals de oude DAF serie door de 4 en 10 tonner, Nekafs en 66YA door de Laro, etc. Ook eenheden die werden opgeheven en waarvan de voertuigen afgevoerd werden, konden op deze wijze toch mobiel blijven. Een voorbeeld, de Y 4442 stroomde in, maar eenheden die nog met de 4440 reden en op enige moment zouden worden opgeheven, bleven met de oude 4 tonner rondrijden, maar buiten verkeersveiligheid werden ze niet meer gerepareerd.
3) Stickers en emblemen.
Bij achteruit rijden…gidsen!
Dit is de bekende sticker die aan de bestuurderskant aan de binnenzijde van het voorraam of op het dashbord geplakt werd. Waarom? Omdat in ons vaderlandse leger de chauffeur verplicht gebruik moe(s)t maken van een gids bij achteruit rijden. Niet stoer, daarom voor de zekerheid maar een duidelijk herinneringsplakkertje vlak voor je chauffeurs snuffert.
Op zich prima dat gidsen maar vraagt wel enige oefening. De gebaren zijn bij wiel- en rupsvoertuigen verschillend en je moet als gidser maar afwachten of de chauffeur precies doet wat je aangeeft…….Maar goed op elkaar ingespeelde chauffeurs en bijrijders parkeerden in no-time een dikke Daf achteruit overdwars in een spleet in de muur.
Hulpverlening Marechaussee
Bij grotere oefeningen werden er voor de deelnemende voertuigen raamstickers verstrekt met hulpinformatie bij calamiteiten. Goed initiatief ! Maakt je iets minder hulpeloos als er iets aan de hand is onderweg.
Preserveringssticker.
Er was voor legervoertuigen een preserveringsprogramma. Dit hield in dat een voertuig naar de C.P.I. (Centrale Preserveer Inrichting) van 570 TD in Nw. Milligen gebracht werd, daar ontdaan werd van vuil en vet, er een gatenpatroon in de holle ruimtes geboord werd en uiteindelijk het hele voertuig getectyleerd werd. Betrof het een opgelegd voertuig uit een mobilisatiecomplex dan werd de behandeling uitgebreid met o.a. het opspuiten van zwarte teer op de (las)naden en meer. 569 Herstelwerkplaats in Dongen kon hier ook een rol in hebben maar helaas weet ik niet precies welke. Tot ergens in de 80-tiger jaren werd deze behandeling gewoon bijgeschreven op de 3de echelonskaart in het voertuigboekje maar uiteindelijk werd het een sticker rechts op het voorraam. Bij herhaling van de behandeling kwam daar een vervolgsticker voor in de plaats.
Aanvulling 24-4-2024
Preserveerlabel/sticker en onderhoudskaart.
Materieel bestemt voor opslag in een mobilisatiecomplex werd bij binnenkomst zorgvuldig klaar gemaakt voor een langdurig, stilstaand verblijf in een loods of soms buitenterrein. Dit gebeurde uiteraard volgens voorschrift, het zogenaamde “opleg gereed maken”. De werkzaamheden voor een voertuig in het kort: uitvoeren/controleren van het 1ste echelons onderhoud (zeg maar putziputzi machen, vetten, smeren en met verf kliederen), een 2de echelons onderhoudsbeurt met eventueel 3de echelons reparaties en tot slot specifieke opleg maatregelen nemen zoals rubbers talken, accu’s verwijderen en de motorolie vervangen voor preserveerolie. Dit was/is een dopings- en zuurvrije olie zodat eventuele stilstandsschade in de motor zoveel mogelijk beperkt werd. Als dit werk afgerond was werd het voertuig naar z’n rustplaats gebracht en de motor afgesmoord. Dit gebeurde door bij een warme, draaiende motor een scheut preserveerolie in de carburateur te gieten totdat de motor afsloeg. In de cabine werd een onderhoudskaart gelegd/ingevuld met daarop vermeld: datum, km-stand, soort onderhoudsbeurt, notatie van eventuele blaartrekkende gebreken en een paraaf van de betreffende monteur.
Van de onderhoudskaart heb ik helaas geen afbeelding kunnen vinden….de kaart was van wit papier op ongeveer A4 formaat en meestal in een doorzichtige plastic hoes gestoken. Aan het instrumentenpaneel werd een preserveerlabel gehangen dat aangaf dat de motor gevuld was met preserveerolie en niet meer dan 1500 kilometer mocht rijden met deze olie. Later werd dit label vervangen door een gele sticker, geplakt op binnenkant van het linker voorraam.
Motorrevisiesticker.
Na revisie van een benzinemotor (maar zal bij diesels ook wel zo zijn geweest) werd er bij de motorbescheiden een sticker toegevoegd die binnen aan de bestuurderszijde aangebracht moest worden. Ter herinnering voor de chauffeur.
Emblemen.
Onderstaand enkele afbeeldingen van de meest voorkomende legerkorps-, divisie- en commando-emblemen op KL-legervoertuigen. Er waren er nog veel meer, o.a. te zien op de yp408 website via de link in de bijlage (5).
4) Borden.
Sommige voertuigen hadden (tijdelijk) een specifieke functie binnen een eenheid. Deze kregen dan speciale versierselen. Onderstaand enkele voorbeelden.
De LES-auto.
De Kl-lesauto’s dienden net als de burger rijschoolauto’s herkenbaar door het verkeer te gaan. Ook de techniek was aangepast met dubbele bediening. Voor en achter op het voertuig was in signaaloranje een “LES” bord gemonteerd en soms was er een extra bord gemonteerd om aan te geven dat het betreffende voertuig ietsje langzamer kon rijden. Dubbelklutsles waarschijnlijk.
De BOS-bak.
Een compagnie moest zelf z’n klasse III (bedrijfsstoffen) vervoeren. Dit gebeurde met de zogenaamde BOS-bak (Benzine | Olie | Smeermiddelen). Deze voertuigen, meestal 3-tonners en/of ahw 1 ton, zaten volgepakt met 20 liter jerrycans benzine en olievaten. Om dat wat kenbaar te maken voor de achteloze buitenstaander voerden ze een rode vlag, een oranje signaalbord of doekje voor (soms ook achter) en eventueel een paar extra brandblussers. In de latere jaren werd dat allemaal wat veiliger geregeld door duidelijke voorschriften voor gevaarlijke stoffen vervoer.
Munitietransport.
Voor de klasse V (munitie) was het eigenlijk niet heel veel anders. De eenheden moesten zelf hun munitie ophalen in het achtergebied. Daarvoor hadden ze naar gelang hun wapen enige voertuigen en aanhangers ter beschikking. Dat kon een gewone 3-tonner met munitietrailer zijn of een 3-tonner met een HULO-kraan. Een groot bord voor op, soms een rood vlaggetje en een brandblusser, klaar.
Veldpost.
Een niet onbelangrijke afdeling binnen de verbindingstroepen. Zeker tijdens de langere oefeningen in het buitenland was de veldpost razend druk en de schakel tussen het thuishonk en Jan soldaat. De voertuigen kregen een eigen versiersel.
Hoge officieren transport.
De hoogste officieren kwamen tijdens grotere oefeningen nog wel eens een kijkje nemen op het slagveld. De heen- en terugreis ging bv. per staf Peugeot 404-504-505 of gewoon per heli. Deze voertuigen waren niet echt terreingeschikt, daarom stond er een NEKAF aan de rand van het front klaar om de boel van dichtbij te inspecteren. Bordje op het bumper met het aantal aanwezige sterren en rauzen maar.
Inwendige Dienst / kazerne Dienst.
Op een kazerne waren er verschillende taken om het bedrijf als geheel draaiende te houden. De op de kazerne gelegerde onderdelen moesten om beurten personeel en voertuigen leveren voor de dagelijkse wacht- en brandpiketdiensten maar ook voor klussen zoals vervoer van manschappen tussen bv. station en kazerne of andere blaartrekkende gebeurtenissen. De bijbehorende voertuigen kregen dan een bord opgehangen zodat ze herkenbaar werden. Als er buiten de kazerne een oefenterrein voorhanden was werd er een onderofficier aangewezen als “terreinopzichter”, uiteraard met een mooi bordje voor op de jeep. Onderhoudsgroepen en TD-eenheden hadden nog wel eens een testritje of remmentest (soms buiten de poort). Ook deze voertuigen kregen dan een bord opgehangen.
Oefenaanduidingen.
Als een gevechtseenheid op oefening is kan het prettig zijn als er een soort van tegenstander rond spookt. Zo ontstond het verschijnsel “oefenvijand”. Om duidelijk te maken dat zij de vijand waren hadden ze op hun helm een kunststof hanekam en op de voertuigen een opvallend wit vierkant bord met een gele driehoek. Bij de grote tactische oefeningen in Duitsland werd het oefengebied verdeelt in Blauwland en Groenland en soms nog meer gekleurde landen. De voertuigen van zo’n land kregen dan een blauwe /groene enz. cirkel, driehoek of kruis op het voertuig. Nonex (non exercise) voertuigen kregen een witte vlag en/of wit kruis.
Zelfgemaakte borden.
Tot begin 70-tiger jaren werd het eigenlijk weinig toegestaan ook maar iets “eigens” in de vorm van een bord, naam of spreuk op een voertuig aan te brengen. Maar naarmate de voertuigen ouder werden en de regeltjes iets losser zag je vooral bij toolsetwagens en takeldozen van onderhoudsgroepen het aantal borden met een logo en/of (groeps)naam toenemen. Elke compagnie had tussen de dienstplichtigen wel een kunstenaar die leuk kon tekenen en schilderen. Er zaten soms prachtige kunststukjes tussen: leeuwenkoppen, stripfiguren, FC Knudde, bedenk het maar….
Met de komst van de DAF YA 4440 en de nieuwe takeldozen in de 80-tiger jaren verdween dit verschijnsel weer langzaam uit beeld.
En juist in de hoek waar je het strengste regime qua regelgeving naleven verwacht…Vind je de oudste foto’s van Onderhoudsgroepborden op toolsetwagens. Twee plaatjes uit de 60-ties.
De takeldozen van parate eenheden, met meestal langer dienende korporaal chauffeurs, werden ook van borden voorzien op de neus en als extra een naam op de mast.
lezersvraag 3 : Wie kent dit ?
Op foto’s van La Courtine oefeningen zie je vaak NEKAF’s en aanhangers met een zwart rechthoekig bordje of opgeschilderd vlakje in drie delen verdeeld. Zie foto. Wie weet waar deze voor dienden? Het lijkt geen colonne aanduiding want de voertuigen hebben soms ook een colonnevlak.
5) Vlagvertoon.
Met een gezellige Nederlandse of, ik noem maar wat, Friesche vlag aan je vlaggenstok rond toeren was uit den boze en eindigde met wat pech achter de wacht. Wat wel mocht was, indien nodig, gebruik maken van je standaard vlaggenset bij de voertuig toebehoren. Een setje saaie vlaggen in rood, groen, geel en blauw. Heel soms kreeg je daar nog een wit/zwarte of een witte vlag bij. Uiteraard hadden deze vlaggen een signaalfunctie. Niks voor niks bij de KL. De vlaggenset werd hoofdzakelijk gebruikt bij colonne rijden.
De blauwe en groene vlaggen dienden, samen met gekleurde koplampkappen voor een markering zodat het overige verkeer een militaire colonne kon herkennen. Hoe dan?
- Het eerste voertuig van het colonnepakket voert links en rechts voor een blauwe vlag en op de rechter koplamp een blauwe kap.
- De volgende voertuigen alleen rechts een blauwe vlag en weer een blauwe kap op de rechter koplamp.
- Het laatste voertuig in het pakket rechts een groene vlag en op de rechter koplamp nu een groene kap.
Viel je uit de colonne door bv. pech dan diende je de gele vlag aan de linker vlaggenstok te binden en de gevarendriehoek uit te zetten zodat je ook voor de veegploeg goed zichtbaar was. De Colonnecommandant scheurde links, rechts, voor, achter, boven en onder om de colonne heen met een wapperende wit/zwarte vlag rechts voor en aan de voor- en achterzijde van z’n voertuig een bord COL-CDT.
De rode vlag hadden we al gezien bij de BOSbak.
Een Nonex DAF YA 328 rijkelijk versiert met witte vlaggen…
6) Voertuigen met een specifiek doel.
Naast de huis, tuin en keuken legervoertuigen zijn er ook uitvoeringen speciaal voor bepaalde diensten zoals de ambu’s voor de geneeskundige dienst en de diverse marechausseevoertuigen. Ook hier beperk ik me voor nu tot de NEKAF en de bekende drie DAF YA types.
De Militair Geneeskundige Dienst. (MGD/ GNK)
De Geneeskundige Dienst had meerdere ambulancevoertuigen die inzetbaar waren onder oorlogsomstandigheden. Deze hadden een aantal witte vlakken met rood kruis. Twee voorbeelden hiervan zijn de NEKAF GWT met Riemvis draagbaarsamenstel en de DAF YA 126 ZAU. De opgeschilderde vlakken, het bekende Rode Kruislogo, waren van verschillend formaat en veranderde in de loop der jaren ook nog wel eens. Helaas kan ik geen exacte maatvoering en/of plaatsingsvoorschriften van de markeringen op deze oudere voertuigen vinden. In de bijlage (6) wel een voorschrift voor het plaatsen van de huidige Rode Kruis stickers op modernere voertuigen en met de maten van deze stickers.
De NEKAF GWT (GeWondenTransport) had links en rechts midden en achter naast de jerrycanhouder vlakken van gelijk formaat. Op de motorkap een groter vlak, goed zichtbaar vanuit de lucht.
De DAF YA 126 Ziekenauto (ZAU) had aanvankelijk vijf cirkelvormige Rode Kruis vlakken. Bij het prototype zaten er twee aan de zijkanten, één op de achterdeur en twee kleinere aan de voorkant van de bak. Eénmaal ingevoerd veranderde dat direct in drie stuks vierkantvormige aan resp. zij- en achterkant. Uiteindelijk werden het twee grote vlakken aan de zijkant, een kleinere op de achterdeur en voor op de grille. Van de legergroene uitvoering heb ik nergens een afbeelding kunnen vinden met een vlak op het dak van de bak. De witte Libanonversie had dat wel.
Over het gebruik van Rode Kruisvlaggen op voertuigen heb ik niks kunnen vinden. Tegenwoordig zie je die veel op ambu’s tijdens evenementen maar op de talloze foto’s die ik heb bekeken uit de dienstplichtperiode heb ik er niet 1 gezien. Overigens is het tonen van Rode Kruislogo’s aan bepaalde regels gebonden en mag niet zomaar voor de leuk zichtbaar zijn op een voertuig. Zie de folder over het gebruik in de bijlage (7). De latere Landrover GWT had zelfs standaard een setje afdekzeilen zodat deze ook buitendienst de weg op kon.
De Koninklijke Marechaussee (KMar).
Ook hier weer het zelfde: (in ieder geval voor mij) weinig of niks op papier te vinden maar gelukkig hebben we de foto’s nog.
Tijdens de dienstplichtjaren reed de KMar hoofdzakelijk met de standaard in gebruik zijnde legervoertuigen. Uiterlijke kenmerken grofweg : witte vlakken op de bumpers, MP- tekens en soms een blauw zwaailicht. Later kreeg de KMar een meer eigen voertuigpark en meestal ook in andere kleuren.
Bij de NEKAF’s slaat de verwarring al direct weer toe. Op een foto uit 1957 van 101M oogt het nog simpel: de decoraties zijn direct overgenomen van z’n voorganger.
En zo lijkt het ook te blijven…
Maar uit de zelfde periode ook deze foto’s. Toch echt anders, wit op de bumper uiteindes en het “koninklijke Marechaussee” onder het voorraam niet meer afgekort maar voluit.
Nou jah, ook best. En dan duikt deze foto op, bumper weer anders, KMar opschrift klein.
Lezersvraag 4 : Wie weet meer?
Tijdens de “la Courtine” oefeningen en misschien ook wel bij andere optredens in het buitenland werd er voor de herkenbaarheid nog een extra bordje gemonteerd.
De kontjes lijken wat uniformer. Al dan niet witte bumperrozetjes en ergens een bungelend Koninklijke Marechaussee bordje.
Bij de DAF’s een bordje rechts voor en achter en soms witte bumperdelen.
Twee 3-tonners: een DAF YA 314 en 328 van het “G eskadron”. De DAF YA 4442 is wat nieuwer, het wit schilderen van bumpers wordt nog steeds gedaan.
Tot zover het overzicht van wat ik allemaal heb kunnen vinden. Ik zal best nog wel wat vergeten zijn of niet opgemerkt hebben. Tijdens de dienstplichtperiode was nagenoeg alles aan regeltjes gebonden en tegelijkertijd werden die zelfde regeltjes soms per kazerne of eenheid op eigen wijze geïnterpreteerd. Zodoende kon er nog al eens verschil zijn in het opschriften plaatsen en plakkertjes plakken. Het enige controle orgaan was naar mijn idee de MIO- en/of CI-inspectie. Die mannen waren behoorlijk fanatiek qua regeltjes handhaven…..en dan nog, zie boven.
Wat betreft de huidige hobby-legervoertuigen: lekker doen wat je zelf wil. Als je je voertuig een beetje binnen een bepaald tijdsbeeld of volgens de regeltjes wil opsieren: misschien heb je aan dit verhaal een beetje leidraad.
De Plv. C-ONHGP / 41 DKO / Aug. 2021
Bijlage.
Het leesvoer voor de geïnteresseerde:
- Het moderne voorschrift voor plaatsing, afmetingen, aanduidingen, symbolen enz. op militaire voertuigen. Veel overeenkomsten met de voorschriften uit de dienstplichtperiode. Zie hier het voorschrift .
- Het complete verhaal betreffende colonnes zie hier de InstructieKaart .
- Meer uitleg over de radio ontstoring.
- Het voorschrift VS2-1120/2 uit 1960. Hierin staat o.a. de complete uitleg over de tactische onderdeelstekens. Op pagina 59 t/m 68 alles over brugclassificatie. Interessant leesvoer.
- Veel meer emblemen in deze link naar de YP408 website.
- Voorschrift voor moderne GNK-voertuigen: het stickerproject .
- De Rode Kruis folder over het gebruik van het logo.
- Zeg nooit: niet vindbaar…. zie hier de Decalcomaniën .
Verantwoording (foto)bronnen. De gebruikte informatie en het fotomateriaal heb ik hoofdzakelijk via internet verzameld of is afkomstig uit eigen archief. De afbeeldingen zijn in verreweg de meeste gevallen uitsneden uit de verzamelde foto’s. Met veel dank hieronder een opsomming (en link) van de door mij tijdens het onderzoek gebruikte websites.
- De beeldbank van het NIMH.
- Het archief van de Militaire Spectator.
- Facebookpagina NEKAF M38A1.
- Facebookpagina DAF YA 328.
- Facebookpagina van de koninklijke landmacht bergers.
- Foto’s uit het forum van de DAF YA 126 club.
- De foto’s van legervoertuigen.nl.
- De Nekaf M38A1 database.
- De foto’s van dikkay.
- Het fotoalbum van Marechaussee.nl.
- De foto’s van SMC.
- De website van de Y-cie.
- Foto’s en informatie van YP408 the forgotten hero.
- Foto’s van carrosseriebedrijf Peter.
- Foto’s uit de militaria4you webshop
- En uiteraard gewoon google afbeeldingen.
- + Alles en iedereen die ik in dit rijtje vergeten ben.