TRIS – TROEPENMACHT IN SURINAME


De Troepenmacht in Suriname (kortweg TRIS) was het Nederlandse koloniale leger in Suriname. De TRIS ontstond in 1868 uit het 27e Bataljon West-Indische Jagers. De West-Indische Jagers waren al in 1814 als onderdeel van de Koninklijke Landmacht opgericht om in dienst te gaan doen in de Nederlandse kolonies in “West-Indië” (het Caribisch Gebied), maar aangezien het toenmalige 10e en 11e Bataljon West-Indische Jagers in 1815 nog in Nederland verbleven, speelden zij eerst nog een bescheiden rol in de Slag bij Waterloo. In 1821 worden het 10e en 11e bataljon hernoemd tot het 27e en 28e bataljon, welke vervolgens in 1821 werden samengevoegd tot het 27e bataljon. Op 16 oktober 1868 wordt dit 27e bataljon in twee delen verdeeld: het ene deel gaat verder als “Troepenmacht op Curaçao” het andere deel gaat de “Troepenmacht in Suriname” vormen, die als taak het verdedigen van Suriname heeft. De TRIS wordt ondergebracht bij het Ministerie van Koloniën. In 1939 wordt de TRIS versterkt met de dan opgerichte Surinaamse Schutterij (bedoeld als aanvulling op de TRIS maar dan openstaand voor de lokale bevolking). Tot 1957 valt de TRIS onder het toenmalige Ministerie van Koloniën, maar na opheffing daarvan gaat de TRIS weer deel uit maken van de Koninklijke Landmacht en wordt ingedeeld bij het infanterieregiment Oranje Gelderland.
Bij de souvereiniteitsoverdracht van Suriname op 25 november 1975 wordt de Troepenmacht in Suriname (TRIS) opgeheven. De nieuwe Surinaamse Krijgsmacht (SKM) neemt het materieel, de voorraden en de gebouwen over. Na de opheffing gaat de TRIS weer deel uit maken van de Koninklijke Landmacht en wordt ingedeeld bij het infanterieregiment Oranje Gelderland en hiermee houdt een deel van militaire traditie op te bestaan.

Korte historie van de TRIS

18-08-1814 De TRIS werd opgericht met twee Bataljons West-Indische Jagers.
15-01-1815 worden 10e en 11e Bataljon West-Indische Jagers opgericht.
03-12-1818 worden 27e en 28e Bataljon West-Indische Jagers opgericht.
13-04-1821 28e Bataljon gevoegd bij 27e Bataljon West-Indische Jagers.
16-10-1868 27e Bataljon Jagers verdeeld in Troepenmacht in Suriname en Troepenmacht op Curaçao.
1939 De TRIS krijgt versterking door de oprichting van de Surinaamse Schutterij
1957 Na opheffing vanhet Ministerie van Koloniën valt de TRIS onder de Koninklijke Landmacht
25-11-1975 De TRIS wordt opgeheven bij de souvereiniteitsoverdracht.

De TRIS vanaf de jaren 50

Hoewel de KL haar belangrijkste taken in Europa verrichte, waren haar werkzaamheden overzee ook van grote betekenis. De Nederlandse regering besloot in oktober 1950 dat de defensie van West-Indië en Nieuw-Guinea in beginsel een taak van het Korps Mariniers was. Op de Nederlandse Antillen had de inzet van de Mariniers geen noemenswaardige problemen opgeleverd. In Suriname lag dat anders. Daar werd in de Statenvergadering van 28 juli 1951 met algemene stemmen een motie aangenomen waarin de aflossing werd afgekeurd. Een belangrijk argument voor deze stellingname was dat binnen de KL Surinaamse ‘landskinderen’ waren opgenomen, terwijl het gesloten contigent mariniers werd gezien als ‘vreemdelingen die geheel onbekend zijn met de plaatselijke omstandigheden.’ De Surinamers beschouwden de mariniers als een soort superpolitie, die naar hun land was gestuurd, omdat de Nederlandse regering de situatie niet vertrouwde, ofwel omdat zij de verdedeging van Suriname niet belangrijk vond. Pas een jaar later, op 15 augustus 1952, hakte de regering de knoop door en besloot dat de KL in Suriname zou blijven.

Ondertussen was de troepenmacht wel op sterkte gehouden. Na de beslissing alleen mariniers uit te zenden, waren ter overbrugging nog 47 KL-militairen naar Suriname vertrokken. De eerste compagnie mariniers arriveerden midden 1951, vóór de motie van afkeuring. Tevens werden na moeizame beraadslagingen de meeste Surinaamse KNIL-militairen tot de KL toegelaten en ging een deel over in beroepsdienst. Toen duidelijk was geworden dat de KL zou blijven, moest in Nederland een organisatie op touw worden gezet die een continue zending van militairen naar Suriname garandeerde. Om de troepensterkte op korte termijn aan te vullen werd in september 1952 103 Commando Compagnie naar Suriname gedirigeerd.

De organisatie van de TRIS vanaf 1953

fig.1 – De organisatie van de TRIS

De hoofdmoot van de KL in Suriname ging bestaan uit drie tirailleurscompagnieën, Surinamecompagnieën genaamd, een ondersteuningscompagnie en een staf- en stafcompagnie (zie fig.1).

De Surinamecompagnieën waren samengesteld uit dienstplichtigen die voor één jaar op vrijwillige basis werden uitgezonden. De eerste compagnie kwam begin 1953 in Suriname aan en loste de commando’s af. De volgende ging in gedeelten en loste de mariniers af. De ondersteuningscompagnie en de overige onderdelen werden op sterkte gehouden door middel van individuele uitzendingen voor langer dan een jaar. Surinamers waren bij alle compagnieën en afdelingen ingedeeld.

Een Surinamecompagnie werd uit twee achtereenvolgende ploegen bij het Regiment Van Heutsz in de legerplaats Oirschot geformeerd.

Na aankomst in Suriname werden de troepen voor vier maanden naar het Bosbivak Zanderij, vijftig kilometer ten zuiden van Paramaribo, gestuurd, alwaar zij tot een compagnie werden gevormd. Daarna volgden vier maanden van detacheringen te Nickerie, Albina en, sinds 1959, te Brownsweg. De laatste maanden van hun detachering brachten de militairen door in Paramaribo (in en tegenover het Prins Bernhardkampement). Vier- tot vijfmaal per jaar werd een patrouille vier tot zes weken diep de binnenlanden in gezonden. Zij verrichtte dan niet alleen puur militaire werkzaamheden, maar deed ook waarnemingen ten behoeve van het gouvernement.

In 1954 was de troepenmacht op volle sterkte. In dat jaar trad ook het Statuur voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking, ingevolge waarvan Suriname autonoom werd. Defensie was echter een van de aangelegenheden die door de drie landen van het Koninkrijk – de andere twee waren Nederland en de Nederlandse Antillen – gemeenschappelijk werden behartigd.

In 1957 stond de Troepenmacht in Suriname (TRIS) – zoals de benaming sindsdien luidde – er helemaal goed voor. Niet alleen was er een evenwichtige personeelsopbouw tot stand gekomen, maar ook waren de kampementen gemoderniseerd en het materieel vernieuwd. In dat jaar kreeg de troepenmacht bovendien in de buurt van het oefenterrein op Zanderij een gevechtsschietterrein OP Savanne (Observation Post Savanne). De bewapening bleef echter Engels. De kampementen Bosbivak Zanderij, te Nickerie, Albina en Brownsweg werden in 1961 genoemd naar de prinsessen Beatrix, Irene, Margriet en Marijke.

De tirailleurcompagnie(ën)

De drie tirailleurcompagnieën (Surinamecompagnie genaamd) bestonden, m.u.v. de sma en de csm, uitsluitend uit officieren, onderofficieren en manschappen die voor 1 jaar uitgezonden zijn. De tirailleurcompagnie, die vanaf 1952 t/m 1964 in de Legerplaats Oirschot en daarna bij het Derde en Eerste Depot Infanterie in Roermond (1964-1966), het infanterie Opleidings Centrum (1967-1969) en het Opleidings Centrum Algemeen in Den Bosch (1970-1975) werd gevormd en daar gedeeltelijk gedurende 4 maanden werd opgeleid, werd in twee detachementen verscheept naar Suriname. Vanaf 1972 is men overgegaan op vliegen naar Suriname.

Bij aankomst in Suriname werd men eerst enige dagen gelegerd in het Prins Bernhardkamp te Parimaribo (dit voor de administratieve, medische en logistieke handelingen) om daarna gelegerd te worden in het bosbivak in Zanderij (Prinses Beatrixkampement), ongeveer 50 kilometer buiten Pammaribo, waar de compagnie acclimatiseerde en waar de rest van de opleiding plaats vond.

De compagnie leerde hier o.a. het bivakkeren en patrouilleren in de tropen en velddienst tot op pelotonsniveau.

De tirailleurcompagnie bestond uit drie tirailleurpelotons, die op hun beurt weer bestonden uit: een commandogroep, een ondersteuningsgroep en drie tirailleurgroepen.

De totale sterkte van een peloton was: een luitenant-pelotonscommandant, een sergeant I c.q. sergeant- pelotonssergeant, tevens c-ondersteuningsgroep en drie sergeanten groepscommandant, vier en dertig soldaten waarvan twee als ordonnans in de commandogroep.

De opvolgend groepscommandanten werden uit de manschappen geselecteerd. Zij volgden een korte cursus en bij gebleke geschiktheid volgde de bevordering tot soldaat I en later tot korporaal.

De bewapening van het peloton was tot 1963 Engels n.l. geweren Lee Enfield, mitrailleurs Bren, raketwerper 2.36 inch en het pistool Browning 9 mm. Tussen 1963 en 1965 werd het geweer Garand, in Nederland inmiddels al weer uit de bewapening, als vervanger voor de Lee Enfield en de UZI- pistoolmitrailleur ingevoerd. Verder kon het peloton nog beschikken over een mortier 2-inch.

Legeringsgebouwen Prinses Beatrixkampement te Zanderij

Na een verblijf van ongeveer 4 maanden in Zanderij, ging de compagnie terug naar het uitstekend geoutilleerde Prins Bernhard Kampement, met een zwembad en sportterrein. Wachtdienst, oefening in groter verband in de omgeving van Parimaribo en ook elders, vormden samen met corveediensten de hoofdschotel aan activiteiten. Daarna viel de compagnie voorlopig uiteen, doordat de pelotons werden gedetacheerd naar verschillende plaatsen in Suriname.

Detacheringen duurden steeds 4 tot 6 weken en vonden plaats:

  • in Nickerie (Prinses Irenekamp); Nickerie ligt aan de grens met Brits
  • in Albina (Prinses Margrietkamp); Albina ligt aan de grens met Frans
  • in Brownsweg (Prinses Marijkekamp); Brownsweg ligt op 120 kilometer zuid van Paramaribo aan de rand van het

Op al deze detacheringen ging iedere tirailleur groep 1 of 2 maal gedurende 3 of 4 dagen op patrouille, hetzij een looppatrouille, een vaarpatrouille of een combinatie hiervan.

Het peloton in zijn geheel ging, wanneer het in de stad gelegerd was, een patrouille maken van minimaal 10 dagen. Gedurende de laatste 4 maanden van haar verblijf in Suriname ging de compagnie ongeveer 16 dagen naar de O.P-savanna, alwaar de TRIS beschiktte over schietterreinen, te vergelijken met die in de Harskamp. Daar werden dan gevechtsschietoefeningen gehouden, zowel in de aanval als in de verdediging tot op compagniesniveau.

Deze O.P.-periode eindigde altijd met een compagniesaanval, waarbij door alle wapens van de compagnie met scherp werd geschoten. Deze aanval werd gesteund door de wapens van de ondersteuningscompagnie.

De compagnie liep na afloop van deze oefening in twee nachtmarsen terug naar Paramaribo, totaal ongeveer 70 km. De O.P.-periode was, na Zanderij, de enige keer dat de compagnie nog in haar geheel bij elkaar was. Korte tijd hierna vertrok het eerste detachement weer naar Nederland. Een maand later gevolgd door het tweede.

De ondersteuningscompagnie

Deze compagnie bestond uit drie pelotons n.l.: een peloton TLVn 75 mm, een peloton mortieren 81 mm en een peloton zware mitrailleurs Browning .30-inch (water en luchtgekoeld). De compagnie was geheel gemotoriseerd.

De officieren van deze compagnie waren voor de duur van 1 of 3 jaar uitgezonden uit Nederland. De onderofficieren en korporaals zijn allen landskinderen (dus in Suriname geboren en/of woonachtig). De soldaten waren voor 1 jaar uit Nederland uitgezonden.

De taak van de TRIS

De TRIS was verantwoordelijk voor de beveiliging van Suriname.. De eenheden waren hoofdzakelijk in en rond Paramaribo gelegerd. In Brownsweg en in de grensplaatsen Albina en Nieuw-Nickerie waren permanent detachementen van pelotonsgrootte aanwezig (zie kaart). Vanuit deze plaatsen en vanuit Paramaribo werden regelmatig voet- en vaarpatrouilles ondernomen. De TRIS had ook een opleidingstaak. De Surinaamse vrijwilligers en dienstplichtigen werden door haar opgeleid, terwijl de vanuit Nederland gezonden militairen een aanvullende opleiding, waaronder een rimboetraining, kregen. De meeste opleidingen vonden plaats in het vijftig kilometer van Paramaribo gelegen Prinses Beatrixkampement, te midden van bos en savanne.

In de jaren 1968-1970 waren ook bij het vliegveld Coeroeni en andere plaatsen in het zuidwesten van Suriname militaire posten ingericht. Deze opgevoerde aanwezigheid hield verband met een grensgeschil tussen Suriname en het in 1966 onafhankelijk geworden Guyana. Als gevolg van dit conflict deed zich een aantal incidenten voor, waardoor de spanning in het ‘betwiste gebied’ tussen de Coeroeni en de bovenloop van de Corantijn enigzins opliep. In 1970 werd het geschil echter van zijn scherpe kanten ontdaan. Guyana en Suriname kwamen toen overeen via onderhandelingen een oplossing te vinden.

Het vaandel van de TRIS

Reeds op 11 juli 1922 werd een vaandel uitgereikt met als opschrift “Troepenmacht in Suriname”. Dit vaandel had dienst gedaan tot 3 maart 1956, toen een nieuw vaandel werd uitgereikt door (toen) HKH Prinses Beatrix. Het oude vaandel is in het bezit van het legermuseum.

Het vaandel is roomwit van kleur, met aan drie zijden omzoomd met goudkleurige franje. Op het midden is geborduurd een gekroonde W (van Wilhelmina) met daaronder halfrond in bruin geborduurd de tekst “TROEPENMACHT IN SURINAME”, omgeven door twee oranjetakken.

Wat de naamgeving betreft werd er tot de 2e wereldoorlog gesproken over: de troepen in de kolonie Suriname of landmacht in West-Indië. In de oorlog werd een Territoriaal commando ingesteld onder bevel van een Territoriaal Commandant. (o.a. de kolonels J. Meyer, A. van Oosten en als laatste de majoor Vink).

In 1947 werd een reorganisatie doorgevoerd en heetten de troepen voorlopig Landmacht in Suriname, waarvan de Lt.Kol. Boogh de eerste commandant was.

Foto – Legermuseum: De vaandelwacht van de TRIS rukt uit met het nieuwe vaandel ter gelegenheid van een parade in Paramaribo, september 1958.

In de jaren vijftig werd de oude naam Troepenmacht in Suriname weer ingevoerd. Het vaandel van 1958 werd na het opheffen van de TRIS in 1975 ingeleverd bij de Bevelhebber der Landstrijdkrachten en door hem (Lt.Gen. J. v.d. Slikke) in maart 1976 tijdens een korte plechtigheid in de Julianakazerne in Den Haag overgedragen aan de directeur van het Legermuseum. Het vaandel werd binnen gedragen door een vaandeldrager in TRIS-uniform.

Deze plechtigheid werd bijgewoond door vijf oud-commandanten, t.w. als oudste kol. Boogh en verder de kolonels Beets, Boersma, Lammeree, en de laatste kol. Woerlee.


Het vaandel van de Troepenmacht in Suriname is oranje van kleur, omzoomd met gouden franje. Langs de vier zijden is geborduurd een doorlopende oranjetak. Op de voorzijde op het midden is in goud geborduurd een gekroonde J (Juliana) met daaronder in goud geborduurd de tekst: “TROEPENMACHT IN SURINAME”.

Bronvermelding

  • trisonline.nl – website waar je bijna alles over de TRIS kunt vinden
  • Tijdschrift “De Infanterist” 12e jaargang nr. 4. Juli 1962